In onze taal komen veel woorden en uitdrukkingen voor met 'zin'. Hier staat mijn verzameling van wat ik zoal tegenkom
Etymologische betekenis van zin: Sin, zin [richting, begrip, gedachte, gemoed, zintuig, gezindheid] 1201-1225; als ‘reeks woorden’*
Zin
Zinnen
Een zin
De zin
Zinsdeel
Zinsverband
Zinverwant
Zinderen
Bezinnen
Bezinning
Bezint eer ge begint
Heeft dat zin
Ik heb er zin in
Ik heb het naar mijn zin
Ik zie er de zin (niet) van in
In zekere zin
Tegen mijn zin in
Van zins zijn
Je zinnen op iets zetten
Verzinnen
Zinspelen op
Onzin
Onzinnig
Tegenzin
Waanzin
Zingenot
Zingeven
Zingever
Zingeving
Zinledig
Zinloos
Zinnenstrelend
Zinrijk
Zinvol
Gezin
Gezindheid
Zintuig
Zinsverdoving
Zingen
Zinspreuk
Diepzinnig
Eigenzinnig
Geheimzinnig
Lichtzinnig
Scherpzinnig
Uitzinnig
Waanzinnig
Weerzinwekkend
Buiten zinnen
Buitenzinnig
Bij zinnen komen
Zinnen (naar de zin zijn), zinde, heeft gezind
Zinnen op, zon, heeft gezonnen
Zindelijk
Zinderend
Zinnelijk
Bovenzinnelijk
Zinnig